top of page
DSCN6247a.jpg

Ik sprak met mezelf af: vanaf hier - tot het einde van de weg, loop ik langzaam.
Zeker vier al dan niet vijf keer langzamer dan ik gewend ben.
Vertragen zal ik. 


 

De bomen blijven staan en ook ik blijf nu staan, zo lijkt het dan.
Stap voor stap kom ik maar heel langzaam vooruit.
Werkelijk een wereld van verschil.

De bomen heten mij welkom in deze wereld:

 

Het gras wuift mij naar mij.
Terug wuiven durf ik niet. Het warme ontvangst moet ik even op mij laten inwerken. Het is eng, het is nieuw. Deze wereld is een wereld zonder ogen, het leeft zonder zichzelf te zien.

Ik zoek mij een houding. Al is deze weg rustig, toch kom ik een aantal mensen tegen. Waar laat ik mijn ogen vallen? Ik zoek naar een manier hoe ik mij toch nog op een normale wijze kan gedragen. Ik beeld mij namelijk zo in dat deze mensen vraagtekens hebben bij de vertrageling die ik hier ben. Gewoon langzaam lopen voelt alles behalve gewoon. Alsof ik de wereld nog niet eerder zou hebben gezien. Een rare wereldbewondeRaar?! De vraagtekens zet ik zelf bij de mensen in het hoofd. Wie weet denken de mensen alleen maar aan hun eigen problemen als ze daar zo langs mij heen fietsen, bijvoorbeeld de kapotte vaatwasser, zien ze mij niet eens lopen. En al zou het, onzekerheid is nergens voor nodig. Reden heb ik tot vertraging: de wereld die mij nu zo verschijnt heb ik namelijk nog helemaal niet gezien. Al denk ik vaak dat ik het allemaal wel ken, op het moment van het zien is alles nieuw.
 

Zonnestralen vallen zomaar. Het water loopt naast mij, tegengestelde richting op: het is een blijvende ontmoeting.

Wanneer ik weer alleen ben, de fietser voorbij gefietst is, kan ik mij opnieuw concentreren op het lopen. Het welkom van de bomen en het gras heb ik inmiddels kunnen ontvangen. Even ben ik deel van de zwijgende wereld.
Het gras is niet langer meer gras: het zijn tal van verschillende grassprietjes.
De boom is in deze wereld niet de boom: het zijn kronkelende vormen en groene kleuren. De koeien kijken mij met grote ogen aan; zij zijn niet deel van de zwijgende-wereld, maar kunnen deze wereld wel verstaan, zo concludeer ik dan. Zij staan namelijk stil op de aardegrond. Het kan niet anders dan dat ze luisteren naar het wuivende gras, de vallende zonnestralen en het wandelende water.
Toch, ook zij hebben ogen: zij zien en worden gezien.  


Mijn voetstappen laat ik vallen. Mijn benen worden door het leven vooruitgeschopt. Het leven laat mij lopen. Als ik mij overgeef laat het leven mij sneller lopen. Zo langzaam als ik loop, loopt het niet menselijk. Mensen zijn passanten op deze wereld, net als de koeien. Wij passanten, voorbijgangers, leven in een rapper tempo dan de bomen. De bomen zullen het wel begrijpen. Wij mensen hebben haast. We willen iets van het leven zien of het is het leven dat ons iets wil laten zien. De bomen hebben de tijd wel, en dat weet het leven.


Uit de Lucht
Er rijdt een vrachtwagen voorbij.
De bomen zwaaien en blijven zwaaien-
totdat de wagen terugkeert
en aan de bomen zal vertellen wat het gezien heeft.
Daar waar de bladeren niet kijken konden, de wagen wel rijden kon.
-ach was de wagen vergeten te vragen- wat de bladeren vandaag allemaal zagen..

Z eE-K A a R t

bottom of page