top of page

Een oefening in het wachten - 'tot de wolken stil zijn'.
Ik schreef in de tussenpozen van het wachten.

---------------------

Regendruppels vallen.
Ik voel ze in mijn haar kruipen.
Ze kruipen vanaf mijn kruin en dan maken enkelen een tweede val naar mijn nek. 



   /

Die tweede val zal wel meevallen:
de afstand van hoofd tot nek is vele malen kleiner dan de afstand van wolk tot hoofd.


Ik heb gepoogd onder de blote hemel te blijven staan, maar het wachten heb ik niet uitgehouden: de wolken waren nog vol toen ik met mijn camera onder de hemel vandaan vertrok. Het wachten wilde ik vastleggen op beeld, juist dat legde mij misschien uiteindelijk wel vast- de camera die vroeg om onderdak. Ik had terug de regen in kunnen gaan, maar deed het niet.

Onder het dak van het open tuinhuisje wacht ik nu verder. Het duurt voort.

Voor de lucht zal het wel een hele opluchting zijn zo.
De zwaarte laten vallen.
De lucht zal strakjes doorgaan als wandelaar zonder rugtas.
Bevrijd van het gewicht.
-
Als ik daar nog staan zou, buiten onder de huilende hemel, zou de zwaarte een plekje in mij zijn gaan vinden, zo denk ik dan. Of zou de hemel enkel lichtheid toevertrouwen?

Ik weet het niet. De rest van de buitenwereld weet het wel, zij is vol ervaren.
Als mens ben ik dan toch maar een beginneling.


 

De wolken zijn nog steeds niet stil. De lucht spreekt van regen. Zij zijn niet mét elkaar in gesprek, zij zijn dezelfde stem. Ik kijk voor mij uit en zie daar het huis. Het huis is stil. Als achtergrond biedt het ruimte aan wat zich op de voorgrond afspeelt. De rode bakstenen luisteren zwijgzaam naar het vallen van de regen. Ze verroeren zich niet. Vast, besloten en gesloten staart de eenheid voor zich uit. De regen doet mij veel sympathieker overkomen. De regen beweegt en durft van vorm en snelheid te veranderen. Je moet het maar durven. Het huis denkt er niet aan- droomt er misschien van.
Dan lees ik ineens toch wat nieuwsgierigheid af: het raam staat op een kiertje. Zit het huis dan toch heel voorzichtig te praten met de regen?

 

Het vallen van de regen lijkt te verstommen. Zouden de wolken nu eindelijk leeg zijn?
Nee- er wordt nieuw leven in geblazen- de hevigheid neemt weer toe. Geduld begint aan mijn mouw te trekken: of het niet tijd wordt om naar binnen te gaan?- het wachten op te heffen. Ik zoek mezelf een houding om het wachten te dragen zonder dat ik verval in een andere activiteit dat niet Wachten is. Ga ik liggen, zou ik uitrusten- zou ik in afwezigheid vallen. Zittende houd ik mezelf hier aanwezig. Misschien heeft het wachten die vraag wel permanent in zich: de vraag naar het veranderen van positie om daarmee afgeleid te worden, te bewegen- het onwetende verloop van tijd tot nul te reduceren. 

Mijn blik gaat terug naar het huis. Waar ik de kwetsbaarheid van de regen kon waarderen, kijk ik nu ook met eenzelfde ogen naar het huis. Aan de bovenkant van het huis zie ik een dakgoot. De desinteresse van het Huis naar de Regen is blijkbaar kleiner dan aanvankelijk aangenomen. De bakstenen deden somber aan, maar kijk ik naar boven: zie ik daar de dakgoot. Het staat open voor contact. De dakgoot brengt de regendruppels samen en laat ze stromen.

Ik vertrek.  

Z eE-K A a R t

bottom of page